Als niet-metalen negatieve ionen hebben gevormd, verandert hun naam: achter hun oorspronkelijke naam wordt dan toegevoegd: -ide.

Voorbeelden:
Cl- = chloride; O2- = oxide S2- = sulfide N3- = nitride

Positieve ionen krijgen die naamsverandering niet.
Als een metaal meerdere valenties heeft (bijvoorbeeld: ijzerionen kunnen 2+ of 3+ zijn) dan moet je de juiste valentie in de naam van de stof er bij schrijven m.b.v. een Romeins cijfer:
ijzer(II)chloride = FeCl2 (ionen Fe2+ en Cl-) Het ijzer heeft hier een valentie 2
lood(IV)oxide = PbO2 (ionen: Pb4+ en O2-) Het lood heeft hier een valentie 4

Een metaal als vrij element, rood koper bijvoorbeeld, of tin, heeft nog niet gereageerd; de atomen hebben hun valentie-elektronen nog niet afgestaan en zijn nog neutraal.



Als atomen overgaan in ionen, kunnen die positief of negatief zijn.
Als het eenvoudige positieve ionen betreft (meestal metaalionen), blijft de naam van het element onveranderd, maar zet men er - indien nodig - een Romeins cijfer bij: I, II enz. om op die manier de lading van het eenvoudige ion aan te geven.

voorbeelden:
Het ion koper kan de ionformule: Cu2+ hebben. Als naam daarvoor schrijf je dan: ion koper(II); het ijzer(III)ion is het ion Fe3+. We zetten die cijfers er bij omdat er van koper en ijzer ook andere valenties bestaan.

Gaat het om eenvoudige negatieve ionen, dan zet men achter de naam van het element de uitgang -ide.

voorbeelden:
I- is het ion "Jodide", Cl- is het ion "Chloride".
CuI2 (opgebouwd uit ionen Cu2+ en I- heeft de naam: koper(II)jodide.

Behalve eenvoudige ionen, kennen we ook complexe ionen, samengesteld uit meerdere atomen van hetzelfde of van verschillende elementen. Ook die kunnen positief en negatief zijn. Je kunt een tabel, tabel XI over oplosbaarheid van zouten oproepen.
In die tabel kunnen we de symbolen zien van allerlei ionen.
Let er op dat zouten altijd opgebouwd zijn uit negatieve en positieve ionen (samen neutraal)