De ION-binding = aantrekking tussen positieve en negatieve deeltjes.

We kennen enkelvoudige en samengestelde ionen. Beiden kunnen deelnemen aan een ionbinding.
Zodra ionen elkaar aantrekken omdat ze tegengestelde ladingen hebben, kun je een ionbinding krijgen.

Je weet: er zijn twee soorten ionen: negatieve en positieve.
Ze zijn altijd geladen, anders zijn het geen ionen.

Over het algemeen zullen metaalatomen positieve ionen vormen (die geven graag elektronen af namelijk) en de niet-metaalatomen vormen negatieve ionen (omdat niet metaalatomen liever elektronen opnemen).
Oftewel: als een metaal en een niet-metaal reageren, worden elektronen van het metaal overgedragen aan het niet-metaal.
Zo ontstaan die positieve en negatieve ionen die elkaar zullen aantrekken.

Je moet er altijd op bedacht zijn: Als een neutrale stof positieve ionen bevat, zijn er natuurlijk ook (evenveel) negatieve ionen in die stof.
Een metaal in een verbinding heeft ooit gereageerd en daarbij zijn valentie-elektronen afgestaan.
Zo kreeg je een positief geladen metaaldeeltje.
De valentie-elektronen zijn terecht gekomen in het niet-metaalgedeelte, dat dan natuurlijk negatief geworden is.

Nog eens op een andere manier gezegd:
Als je een verbinding hebt waarin zowel metalen als niet-metalen zitten, heeft het metaalgedeelte altijd elektronen afgestaan en is dus positief; de rest van die verbinding is dan negatief.
Als je dus ziet dat een chemische verbinding (een stof) een metaal bevat, dan heeft die stof een ionbinding. [er is een uitzondering: het ammonium-ion]

Als ionen apart worden opgeschreven moet de lading er altijd rechtsboven bij staan, ook als het om complexe (samengestelde) ionen gaat.
Als de stof lading 0 heeft, dus als er evenveel + als - is, dan schrijft men er in de formule niets bij.

Voorbeelden:
Na+ + Cl- NaCl

I2 + I- I3-

Aan het volledig afstaan of opnemen van elektronen is een beperking van drie maximaal; vierwaardige ionen kom je hoogst zelden tegen.