AUTEUR:
Daan van Alten


Het seculiere experiment,
van Hans Boutelier

boekbespreking, december 2015

De ondertitel van dit boek bevat de bekende uitdrukking: "van-god-los". Als steeds meer mensen van-god-los raken, hoe zit het dan met waarden en normen in zo'n samenleving? Kan moraal zonder god? Waarop is de moraal eigenlijk gefundeerd? Ziedaar de centrale vraag in dit boek.

Boutelier geeft een beschrijving van de secularisering (zelf sprak ik altijd van 'secularisatie') en vraagt naar de morele consequenties van dat proces.
In een tweede deel bekijkt hij het begrip secularisering via vijf invalshoeken: criminaliteit, veiligheid, seksualiteit, immigratie en sociale wetenschappen.
In een laatste deel maakt hij de balans op en constateert dat het Westen ver komt met zelf aan het stuur zitten, maar dat enige richting ontbreekt. Idealen, geloven in iets groters dan de mens, en dergelijke, kunnen en mogen niet ontbreken.

Er zijn commentaren verschenen op dit boek. Een paar keer kwam ik een opmerking tegen over het begrip experiment in de titel. Kun je van een (seculier) experiment spreken? Een experiment is toch een georganiseerde situatie; de omstandigheden worden gereguleerd; iemand doet het experiment van start gaan en iemand beëindigt het experiment. Daarna kunnen de bevindingen tot conclusies leiden. Is de secularisering van het Westen door iemand of door een groep opgestart? Wanneer dan wel? Ook daarover is geen duidelijkheid. Werd het al die tijd gemonitord? Is het nu afgelopen, afgesloten? Is de titel inderdaad niet een beetje dubieus?

De vraagstelling echter is daarmee niet van tafel. De vraag hoe het gaat met de normen en waarden in een seculiere samenleving is en blijft belangrijk. Daarom begon ik met hoge verwachtingen aan dit boek. De vraag houdt ook mij bezig.
Ook ik heb van huis uit de les meegekregen: als er geen god is, dan staat niets de mensen in de weg om crimineel te worden. Plat gezegd: waarom zou je niet stelen, als je toch niet in de hel kan komen en als een hemel niet bestaat? Zelf ben ik inmiddels - net als Boutelier - 'van-god-los' en ervaar dat als een bevrijding, maar de vraag naar de fundamenten van gedragsnormen, van menselijke waarden blijft me interesseren. Daarom heb ik dit boek helemaal uitgelezen, ook al vond ik het regelmatig onnodig breedsprakig.

Over die waarden haalt Boutelier sociologen aan (met name Van de Brink) die verschillende soorten onderscheiden: religieuze waarden (zoals: heb uw naaste lief), sociale (wees solidair) en vitale (zorg goed voor je lichaam). Boutelier citeert niet voor niets deze indeling en het brengt mij meteen op de vraag naar biologische waarden.
Als het klopt dat de mens tijdens zijn evolutie ook gedragsnormen ontwikkelde, die waarschijnlijk als hoofddoel hebben het kansrijk voortbestaan van de mensensoort, dan zitten er normen en waarden in onze genen. Apen hebben ook sociale normen, ook al ontbreekt elke vorm van godsdienst. Godsdienst is ergens in de ontwikkeling van de mensensoort op het toneel verschenen en heeft ongetwijfeld bij de verdere ontwikkeling van normen en waarden een rol gespeeld. Maar ik denk dat normen voor goed en kwaad voornamelijk zijn voortgekomen - en misschien nog steeds - uit de evolutionaire ontwikkeling van de mensensoort.
Deze biologische fundering van waarden en normen mis ik in het boek. De schrijver zoekt naar een seculier fundament voor de samenleving, vraagt zich af of dat gezocht kan worden bij de gemeenschap, de Staat, de Cultuur of iets anders dat uit zichzelf voldoende bindend vermogen moet hebben. Waarom ontbreken de natuurwetenschappen hier?
Ik zou onze voorgangers, de mensapen, niet willen verdenken van religieus of godsdienstig gedrag. Toch hebben ze gedragsnormen. Hun seculiere wereld heeft normen en waarden. Als dat bij apen zo is, hoeveel te meer dan bij de mensen?! De arrogantie van godsdiensten, die menen dat normen en waarden er niet zouden zijn zonder god, kan me verbazen.
Dat deze notie ontbreekt bij Boutelier zou veroorzaakt kunnen worden doordat hij een sociale en geen bèta-wetenschapper is. Hij geeft de sociale wetenschappen een invloedrijke rol. Zonder die zou het seculier experiment niet mogelijk geweest zijn. Zou het waar zijn? Heeft Erasmus, hebben de grote natuurkundigen aan de start van het secularisme, hun seculiere opvattingen over de natuur te danken aan sociale wetenschappen? Ik weet het niet.

Boutelier ziet dat secularisering geen normloosheid, geen toename van criminaliteit enzovoort betekent. Hij laat Habermas zeggen dat de overheid van een seculiere samenleving dan ook geen religieuze termen in haar wetten moet toelaten. Alleen seculiere argumenten tellen. Wat niet wil zeggen dat er geen plaats zou zijn voor religie. Er zou sprake zijn van een groeiende morele verlegenheid over de vraag waar we voor staan in het Westen.
Overigens jammer dat Boutelier niet duidelijk definieert wat hij onder religie verstaat. Het zou helpen als hij vaker het woord godsdienst zou gebruiken. Religieus is zo'n vaag begrip; alles kan er onder vallen.
Maar de vraag of wij in het Westen nog duidelijk weten waar het om gaat, ja, die vraag moet wel beantwoord worden. Op diverse fronten wordt geroepen dat we weer idealen moeten hebben, dat we ergens in moeten geloven. Ik denk dat het hoog tijd is dat we onze kinderen inderdaad wat meer stof tot nadenken meegeven.

We hebben ontdekt dat de mens geëvolueerd is tot wat hij nu is en dat die evolutie waarschijnlijk doorgaat, mogelijk in hoger tempo dan ooit en met vele consequenties voor de menselijke samenlevingen. Als de wetenschap nu ontdekt heeft dat normen en waarden in de genen zitten, dat die het voortbestaan van de soort dienen, dat de mens zich gespecialiseerd heeft in het gebruik van de hersenen, aan (zelf)reflexie doet, steeds meer innovatief is, waarom plaatsen we onze doelen en idealen dan niet juist daar? Waarom niet tegen onze kinderen zeggen: De mensheid wil zichzelf in stand houden en zich verder ontwikkelen. Dat is waar we voor staan. Daar ben je goed voor. De samenleving van mensen verwacht van jou een bijdrage, groot of klein, naar gelang je vermogen.

Boutelier komt ergens wel met zo'n soort oplossing. We definiëren wat het algemeen belang is: de voortgaande ontwikkeling van de mens in zijn omgeving. Hij spreekt van duurzaamheid, van continuïteit, van een inherente neiging tot doorgaan (die ik dus als biologisch gefundeerd zie). Hij wil een dynamische continuïteit, waarbij de mens open staat voor alle soorten signalen.
Van mij had hij dit aspect nog wat mogen uitdiepen en wat minder woorden mogen besteden aan die vijf invalshoeken. Het boek voldeed helaas niet voldoende aan mijn verwachtingen.

Daan van Alten, december 2015